Met een bruto-inkomen van 46.500 euro kan een modale huizenkoper maximaal 215.083 euro lenen. Van de 320 huizen die momenteel op Funda in Nissewaard te koop staan, valt er daardoor maar één binnen het budget. Dat is 0,3 procent van het aanbod. Een jaar geleden had Jan Modaal in Nissewaard echter helemaal geen keus: toen viel geen enkele woning binnen bereik. De lichte verbetering komt doordat het modale inkomen steeg met 6 procent, het woningaanbod groeide en de hypotheekrente daalde.
Toch profiteren alleenverdieners daar landelijk nauwelijks van, stelt De Hypotheker, aangezien ook de gemiddelde huizenprijzen bleven stijgen. In Nissewaard zelfs met 12,7 procent. In vijftien gemeenten die vergelijkbaar zijn met Nissewaard, is de situatie voor eenverdieners ongeveer gelijk.
Grote kloof tussen een- en tweeverdieners
Voor tweeverdieners ziet het beeld er heel anders uit. Met een gezamenlijk inkomen van 85.000 euro kunnen zij huizen kopen tot ruim 400.000 euro. Daarmee vallen 168 woningen in Nissewaard binnen hun budget, ruim de helft van het aanbod (53 procent). In vergelijkbare gemeenten ligt dat percentage aanzienlijk lager, op 29 procent. Vorig jaar konden modale tweeverdieners nog 41 procent van de woningen betalen. De kloof tussen een- en tweeverdieners op de woningmarkt is het afgelopen jaar dus verder toegenomen.
Starters en senioren
Ondanks de moeilijke positie op de markt zijn er wel signalen dat starters iets meer kansen krijgen. Volgens het Kadaster is het aandeel alleenstaande starters nog altijd kleiner dan tien jaar geleden, maar steeg het aantal aankopen van deze groep het afgelopen jaar met 25 procent. Dat komt vooral doordat investeerders huurappartementen verkopen, die vervolgens beschikbaar komen voor kopers.
Om de situatie voor eenverdieners structureel te verbeteren, is volgens De Hypotheker meer nieuwbouw nodig. ‘De prijzen moeten omlaag, en daarvoor moet er gebouwd worden’, aldus commercieel directeur Mark de Rijke. ‘Kleinere nieuwbouwwoningen voor alleenstaanden en een breder aanbod voor senioren, die vaak te groot wonen, zouden het verschil kunnen maken.’