Zondag 4 mei namen er in totaal bijna 350 mensen om 20.00 uur twee minuten stilte in acht op de oude begraafplaats aan de Zeeweg. En dat zou zomaar eens een record kunnen zijn.
De gemeente, het Comité ’40-’45, leden van het fanfarekorps Ons Genoegen, het koor van het Apostolisch Genootschap, de werkgroep Maria Rust en de beheerder met de groenmedewerkers – iedereen had zich ingespannen om er een gedenkwaardige gebeurtenis van te maken.
Herdenkingstoespraak
Dit jaar hield Hans Groeneveld de herdenkingstoespraak. Hij deed dat als kleinzoon van Johannes Groeneveld (1911-1933). Zijn opa werd op 6 december in de duinen van Rockanje gefusilleerd, samen met nog vijf anderen. Dat drukte in de eerste plaats vooral een stempel op het leven van de vader van Hans, zoon Jan, die zijn vader Johannes nauwelijks heeft gekend. Elke Dodenherdenking was Jan erbij en zorgde hij voor de vazen met chrysanten bij het grote grafmonument voor de gefusilleerden en bij de graven van de geallieerden. Hans Groeneveld over zijn opa: ‘Nu ik zelf wat ouder ben, denk ik wel eens: wat heeft hij niet moeten missen in zijn leven. Het opgroeien van zijn zoon, geboorte van kleinkinderen, gewoon dingen die normaal zijn in het leven. Tenminste dat vinden wij, al tachtig jaar.’
Wat zou jij doen?
Hans Groeneveld vertelde de aanwezigen over het verraad waardoor zijn grootvader opgepakt werd door de Duitsers. De Duitsers meenden dat hij thuis een radio had verborgen en illegaal naar de Engelse zenders had geluisterd. Grootvader Johannes was al ondergedoken, en toen de Duitsers langskwamen, was hij zelf niet thuis. Dus namen ze zijn vader mee. Daarop gaf Johannes zichzelf aan, omdat hij vond dat zijn vader niet verantwoordelijk was voor zijn daden. Daarna hebben de Duitsers Johannes vermoord en zijn huis in brand gestoken. Volgens kleinzoon Hans is het moeilijk te bepalen wat wijzelf in zo’n geval zouden doen. Welke kant kies je? ‘Oorlog zet de wereld immers op zijn kop. Je weet het pas, denk ik, als je zelf voor zo’n beslissing komt te staan.’
Troost en steun
Net als in de families van Maaike van Rietschoten en Maria Juliana Stolk, de twee meisjes die bij het bombardement op de Meisjesvakschool in Brielle omkwamen, werd er in de familie later weinig over deze gebeurtenissen gesproken. De jaarlijkse Dodenherdenkingen boden de familieleden een zekere troost en steun, maar ze zijn er voor altijd van doordrongen: ‘Allemaal jonge mensen, die zijn gestorven om ons te helpen. Zodat wij hier in vrijheid kunnen leven. Laten we in onze samenleving met elkaar op onze eigen bescheiden manier ons best doen om de vraag van vandaag, ‘Wat zou jij doen?’ nooit te hoeven beantwoorden.’